De vogel : the bird
De eend : the duck
De krab : the crab
De beer : the bear
Het paard : the horse
De kat : the cat
De muis : the mouse
De hond : the dog
Het dier : the animal
De olifant : the elephant
De schildpad : the turtle
Koe : cow
Spin : spider
Konijn : rabbit/bunny
Hoorn : horn
Gans : goose
De neushoorn : the rhinoceros
Het schaap : the sheep
Het hert : the deer
De uil : the owl
Staart : tail
Contoh Dalam Kalimat
Is dat een schildpad? : Is that a turtle?
een kat heeft een staart : a cat has a tail
Een neushoorn heeft een hoorn : a rhinoceros has a horn
De neushoorn heeft een hoorn en een staart : the rhinoceros has a horn and a tail
De hond heeft een staart : the dog has a tail
Ik heb een krab : i have a crab
De schildpad eet rijst : the turtle eats rice
De vrouw heeft een olifant : the woman has an elephant
Zij hebt een konijn : she has a rabbit
De jongen heeft een koe : the boy has a cow
De eend drinkt melk : the duck is drinkin milk
Het konijn drinkt water : the rabbit drinks water
De man heeft een koe : the man has a cow
Een spin is een dier : a spider is an animal
0 komentar:
Posting Komentar